Vroegmiddeleeuwse schepen 1

In ‘Het lot van Althilt’ wordt gereisd. Ofschoon landtransport van handelsgoederen zich bediende van ossenkarren – er bestond een soort van ossenkarrenpad wegennet – waren schepen de belangrijkste transportmiddelen voor de grote afstanden. Wie nu denkt aan schepen uit de vroege middeleeuwen, denkt wellicht aan de beruchte drakars, de langschepen van de Vikingen. Wel, ten dele klopt  dat, ware het niet dat de drakars, of langschepen, vooral een militaire functie hadden. De vroegmiddeleeuwse marine, zou je kunnen stellen. De handel en visserij bedienden zich van geheel andere schepen, schepen die geschikt waren voor de transport van zware ladingen. Een mooi voorbeeld is de ‘knar’. Breed, zeewaardig en in staat tot het transporteren van ladingen tot wel 24 ton aan goederen.

Een knarr in volle zee, mogelijk de ‘Ottar’ uit Roskilde.
De ‘Ottar’ in het scheepvaartmuseum van Roskilde.
Aan boord van de ‘Ottar’. Alles zwart van de pek, zoals ook in de vroege middeleeuwen gebeurde. Het was de enige manier om schepen te verduurzamen.

Er waren ook kleinere schepen die voor de handel gebruikt werden, min of meer te vergelijken met de coasters of kustvaarders van nu. Niet zo groot en toch in staat een aardige lading te vervoeren en bekend als de scheepstypen ‘byrding’ en ‘ferja’ met een laadcapaciteit van 4 a 5 ton. In het Viking scheepvaartmuseum te Roskilde zijn diverse schepen op basis van archeologische vondsten nagebouwd.

De ‘Roar Ege’ in het scheepvaartmuseum van Roskilde, een kustvaardertype dat waarschijnlijk bekend stond als ‘byrding’.