‘Het lot van Althilt’

“Een plens buiswater spat over me heen. Ik ben meteen half doorweekt en huiver van schrik en van de kou van het zeewater. Ik haat deze reis! Ik wil niet. Opnieuw schuift de boeg van het schip omhoog de schuimkoppen in, om enkele tellen later aan de andere kant van de golf in het water te klappen.
Een hand op mijn schouder laat me omkijken.
‘Althilt, ga naar achteren,’ zegt de oude Sigeric.
Voorzichtig klauter ik over de bundels handelswaren en zeelui die ertussen schuilen tegen wind en buiswater, langs de krakende mast met het bol staande zeil, naar het achterschip. Daar wacht me het welkom van de grijnzende broers Friduric en Folkhard. Achter hen zet Hatto zich schrap aan de helmstok.
‘Nat geworden, bruidje?’ vraagt Friduric. Ze schateren het uit. Idioten! Ik ril en voel me ellendig in mijn natte kleren; en ik ben boos. Reden genoeg om ze de rug toe te draaien.
Rechts kan ik af en toe de kustlijn zien van Frisia. Ik kan wel huilen.”
 
Zo begint de historische thriller ‘Het lot van Althilt’.
In het jaar 778, wordt het Friese meisje Althilt, dochter van een clanleider, tegen haar zin uitgehuwelijkt aan een haar onbekende man in de Deense handelsplaats Hedeby. De gebeurtenissen verstrikken haar in een samenzwering waarvan ze de oorsprong, noch de uitkomst kent. Vast staat dat haar leven op het spel staat. In de rauwe mannenwereld waarin ze zich staande moet houden, reist ze naar verschillende plaatsen in de noordelijke handelswereld en ontrafelt beetje bij beetje de aard van het complot.
 
Door hun handelsgeest en zeemanskunst beheersten de Friezen in de vroege middeleeuwen de huidige Noordzee. Talloze producten, pelzen, Fries laken, graan, bontgekleurde glazen kralen, wapens, granieten maalstenen en veel meer, werden via Hedeby en Dorestad verspreid in alle windrichtingen. Frisia – ofschoon in 778 deel uitmakend van het Frankische rijk – strekte zich uit langs de Noordzeekust van Vlaanderen, tot aan de oever van de Wezer in Noord-Duitsland. Zelfs een stuk van Sleeswijk-Holstein boven de rivier de Eider was Fries.